|
||||||||
Er was een tijd, niet eens zo lang geleden, dat we Koen, Hartwin en Ward Dhoore “jonge wolven” mochten noemen, niet alleen vanwege het aantal leeftijdsjaren dat ons van hen scheidde, maar vooral omdat wij al heel lang meegaan in de muziekbusiness -zij het vanaf de zijlijn- en zij pas aan de deur kwamen kloppen met hun debuut “Modus Operandi” uit 2013. Vandaag zijn we zes jaar en drie platen verder en heeft het trio er een heel parcours opzitten, dat hen naar menig buitenland bracht en dat er de vaktijdschriften van de UK tot Canada toe aanzette de drie broers op de ene of andere manier in het zonnetje te zetten. Dat noemen we dus: hard werken en daar de vruchten van plukken. Deze vierde plaat is daar nog maar eens een bijzonder knap voorbeeld van. Het instrumentarium van de drie is ongeveer ongewijzigd: Koen bespeelt de draailier, Hartwin de diatonische accordeon en Ward houdt het niet alleen bij de gitaren, maar zorgt, waar nodig of gewenst, voor de ritmes en de elektronica. Bijkomende inbreng is er van Gregory van Seghbroeck op euphonium en bugel en van producer Jeroen Geerinck, die nu en dan wat harmonium- en synthesizerklanken meebracht. De plaat haalt haar titel bij de Vlaamse visserij uit lang vervlogen tijden, toen de vissers steevast IJslandvaarders waren en elke reis weer een totaal onzeker onderneming was: de zee is soms gul, soms wreed en hard en ze neemt haast even vaak als ze geeft. Destijds was het al een half mirakel en werd een IJslandvaarder, die tien reizen overleefd had, alleen al dààrom gerespecteerd en genoot hij aanzien. De “August” van de titel, overleefde wel drieëndertig van die reizen (die wel eens een half jaar konden duren) en hij stond voor de broers symbool voor het geluk dat zij vandaag hebben, als ze kunnen doen wat ze graag doen, namelijk muziek maken. Die muziek -alle negen de instrumentale nummers zijn eigen groepswerk- behoort ongetwijfeld tot de folk, maar dan wel de hedendaagse variant ervan, waarin hele lappen jazz-invloed te ontwaren zijn, waarin de folk van zowat overal ter wereld kan komen binnensluipen en waarbij enig spelen met effecten en andere knoppen niet uit den boze is. Folk van vandaag, quoi, die meegaat met de tijd en die meer dan duidelijk maakt hoezeer het Trio op weg is naar de absolute top. Natuurlijk wordt “Heuvelland” geëerd: dat is, samen met het Pajottenland toch de wieg waarin veel Vlaamse Folk kon en kan gedijen, maar net zo goed is er “Innsbruck”, dat herinneringen oproept aan de ontvangst daar én aan het feit dat Miles Davis ooit op het podium stond, waarop het Trio mocht spelen. Er is “Noord”, dat verwijst naar de verhuizing van Hartwin, die de liefde volgde naar Estland. Zo heeft elk van de nummers wel zijn eigen verhaal en, als je de teksten binnenin het fraai ogende hoesje erop naleest, merk je dat de drie broers wereldburgers zijn, die niet snel zullen vergeten waar ze vandaan komen: “Poldervuur” en “Speelhuis” verwijzen naar een gelukkige en zorgeloze jeugd, “Rednak” en “S-Trad” naar mensen en plaatsen die belangrijk (geweest) zijn voor de ontwikkeling en de ontplooiing van het Trio. Dat wijst op een maturiteit, die volledig congruent is met de beheersing van de instrumenten én met de kwaliteit van de composities. Is deze vierde plaat de beste van Trio Dhoore tot nu toe? Ik zou het niet gezegd willen hebben, want het zou onrecht doen aan het vorige werk van het trio. Wel is het ongetwijfeld een bijzonder sterke plaat geworden, die de weg naar nog meer Buitenlanden mee kan opengooien. Hulde, dus! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||